woensdag 7 mei 2008

Buren van het Kapucijnenklooster (1): historiek Kapucijnen

Kapucinessen te Gent

Het kapucinessenklooster aan de Keizersvest in Gent bestaat 125 jaar. Eigenlijk een reden om te vieren. Maar de zusters laten het liever, rustig voorbijgaan. Zij zullen in hun communiteit wel een dankmis houden. En waarschijnlijk zal er die dag wel wat meer boter bij de vis zijn aan tafel. Honderdvijfentwintig jaar aan de Keizersvest, schrijven we. Maar ze zijn al veel langer in de stad Gent. In 1677 kwamen ze op Spriet. Dat is, juist geteld, 325 jaar geleden. Wel zijn ze op een bepaald moment verjaagd – gelijk alle religieuzen. En zo waren ze van 1797 tot 1877 in Merendree.

Even terugblikken

Om mee te delen hoe de zusters kapucinessen in Gent kwamen, moeten we ven heel vlug samenvatten wat we reeds in ons vorig nummer schreven n.a.v. de kapucinessen van Antwerpen. In 1581 werd te Saint-Omer (Frans-Vlaanderen) FRANCISCA TAFFIN geboren. Zij stamde uit de lokale adel. Op zestienjarige leeftijd huwde zij met Alexander Maes. Zij hadden twee kinderen. Toen haar man in 1614 overleed, wilde zij religieuze worden. Haar geestelijke leider was een kapucijn. Zij richtte haar woning in Bourbourg als een klooster in en leidde een ascetisch leven. Haar oudste dochter, en later ook haar tweede dochter, volgde haar daarin heel bewust. Twee begijnen voegden zich bij hen. Samen kregen zij de toestemming van de bisschop en van de magistraat om daar als religieuzen te leven. Spoedig volgden meerdere jonge vrouwen die bij hen wilden wonen. Daarom bouwden zij een klooster. Maar in 1644 moeten de zusters van Bourbourg hun klooster verlaten omwille van de oorlogsomstandigheden. Acht religieuzen trokken naar Brugge. Acht anderen naar Antwerpen.

Stichtig in Gent

In Gent kwamen de zusters op een heel andere manier terecht. Hier mogen we eigenlijk de Weledele Vrouwe LOUISE VAN LORREINEN als stichteres beschouwen.
Vrouwe Louise was een weduwe van de prins DE LIGNE en nicht van de koningin van Frankrijk. Toen ze 42 was (1637) werd ze kapucines te Douai (klooster door Francisca Taffin gesticht in 1630). Zij nam de naam aan van Zuster Clara Francisca van Nancy. Politieke omstandigheden deden het later raadzaam vinden dat ze de wijk zou nemen naar het Belgsiche Bergen. Zij stichtte daar een klooster (in 1644), waar zij, na een heilig leven, overleed in 1667. Het was altijd haar inzicht geweest een capucinessenklooster op te richten in Gent. Op haar sterfbed gelastte zij haar zoon, de prins De Ligne, met de uitvoering van haar plan. Het liep er niet van een leien dakje. Een eerste poging in 1672 mislukte, niettegenstaande de ijverige bemoeiingen en de daadkrachtige en milde steun van de prins. In 1676, onder de nieuwe bisschop Mgr. VAN HORENBEKE, ging het beter. Drie kapucinessen uit Bergen kwamen naar Gent en vestigden zich – na enige tijd verbleven te hebben in de abdij van Groenenbriel en Ter Haegen – op Sint Pieters in de Tijckstraat (nu de Kortrijksestraat). Hun huis werd vlug te klein. En omdat het aanpalende water een uitbreiding onmogelijk maakte, kochten de zusters een nieuwe woonst op de Reep (waar daarna de fabriek Lousbergh ondergebracht werd). In 1784 werd het klooster door keizer Jozef II afgeschaft. De religieuzen vonden er niets anders op dan zich te verspreiden in begijnhoven, andere kloosters, bij vrienden of bij mensen die hen goedgezind waren. Op 10 juni 1790 konden zij naar hun klooster terugkeren. Dit gebeurde met veel plechtigheid en 'onder buitengewonen toeloop van volk dat veel blijdschap toonde'...

Aan de Keizersvest

Maar de vreugde duurde niet lang. Op 28 december 1796 kwamen de Franse Sansculotten de zusters buitenzetten, zodat ze 'met hun bloote voeten in de sneeuw stonden die zeer dik lag'. Weer werd toevlucht gezocht bij vrienden en kennissen. Moeder Ancilla trok met zes medezusters naar Merendree. In 1807 werd daar voor de zusters een huis gekocht met geld, gegeven door Z.E.H. Vicaris GOETHALS, hun grote beschermer. Op verzoek van Mgr. FALLOT DE BEAUMONT openden ze er een school voor de arme kinderen van de parochie. Deze toestand bleef zo tot 1876. In dat jaar konden ze terugkeren naar hun vorige levensstaat. Want in hun tussentijd was er van een strikt onderhouden van hun Regel en Constituties geen sprake. Mgr. BRACQ bouwde voor de kapucinessen aan de Brusselselaan (de huidige Keizersvest) een klooster, waar zij op 24 juli 1876 hun intrek konden nemen.

(bron: http://www.kapucijnen-vlaanderen.be)

Geen opmerkingen: